Plan: | W4 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0547.BPw4-VO01 |
Toekomstvisie 2015
De gemeente Leiderdorp heeft een Toekomstvisie voor 2015 opgesteld. Die Toekomstvisie moet ervoor zorgen dat Leiderdorp een prettige woongemeente blijft. De toekomstvisie is vastgesteld door de raad op 3 september 2001.
In de Toekomstvisie staan de volgende doelstellingen voor 2015:
Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in zeven ambities, welke zijn vertaald in een negental speerpunten voor de komende jaren. Het betreft onder meer ambities op het gebied van levensloopbestendig wonen en integraal jeugd- en jongerenbeleid. Voorliggend bestemmingsplan is conserveren en beheergericht. De in de toekomstvisie vermelde ambities hebben geen directe betekenis voor het plan.
Masterplan W4 (2001)
Het Masterplan W4 maakt deel uit van de W4 overeenkomst en beschrijft het W4 project, waarin de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude, de provincie Zuid – Holland en het rijk (Ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM), de inpassing van de verbreding van de A4 gezamenlijk verbeteren. Het Masterplan W4 bevat de ruimtelijke, infrastructurele, financiële en organisatorische kaders waarbinnen het W4 project haalbaar is.
Structuurplan W4 Leiderdorp (2002)
Met het Structuurplan W4 heeft de gemeente Leiderdorp richting gegeven aan de verdere uitwerking van de inpassing van de A4 en de ontwikkelingen in haar directe omgeving. Daarnaast heeft dit structuurplan de basis gevormd voor het continueren van het gevestigde voorkeursrecht. De essentie van het structuurplan was gericht op het herstellen en optimaliseren van de dwarsrelaties tussen de gebieden aan weerszijden van de A4 en het teniet doen van de visuele en fysieke barrièrewerking van de A4.
Het structuurplan stond voorts een herontwikkeling van de locaties Plantage en Mauritskwartier in de Oranjewijk en Kerkwijk voor. Dit geldt ook voor de bedrijfslocaties Elisabethhof/Vierzicht en Bospoort (buiten het plangebied) langs de A4. Voor Munnikenpolder werd een groene bestemming voorzien.
Stedenbouwkundig Plan W4 (2002)
Voor de gebieden aan weerszijden van de A4 is door het gemeentelijke Ontwikkelingsbedrijf W4 een Stedenbouwkundig Plan W4 opgesteld (september 2002). In dit plan zijn de vijf specifieke ontwerpopgaven met betrekking tot de verdiepte en verbrede A4 in relatie tot de omgeving weergegeven. Dit betrof achtereenvolgens de vormgeving van het oude dorp, de realisatie van groene structuren en verbindingen met het Groene Hart, de transformatie van de stadsrandzones, de verbindingen binnen het plangebied en de inpassing van de A4. Deze ontwerpopgaven zijn grotendeels gerealiseerd en als zodanig in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit geldt ook voor de zogenoemde ontwikkel- c.q. exploitatiegebieden: Bospoort (buiten het plangebied), Vierzicht, Mauritskwartier, Plantage en Munnikenpolder.
Afbeelding 25: Stedenbouwkundig Plan W4
Integraal Verkeers- en Vervoersplan (IVVP - 2009)
Doel van dit in 2009 vastgestelde IVVP is het bewerkstelligen van een grotere leefbaarheid, betere bereikbaarheid, duurzame veiligheid en een beheersbare mobiliteit in de gemeente Leiderdorp. De principes van Duurzaam Veilig zijn als uitgangspunt genomen, waarbij de inrichting van de weg is afgestemd op de functie. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen gebiedsontsluitingswegen (verkeersaders met een snelheidslimiet van 50 tot 70 km/uur binnen de bebouwde kom en 80 km/uur buiten de bebouwde kom) en woonstraten in verblijfsgebieden (30 km/uur binnen de bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom). Zowel de doorgaande wegen als de verblijfsgebieden worden hergeprofileerd en aangepast voor hun beoogde gebruik.
Groenstructuurplan Leiderdorp (2000)
De kansen in het ruimtelijke beeld van water, wegen en groen van Leiderdorp vormen de bouwstenen voor de hoofdgroenstructuur. Dit zijn:
Tot de "groen-blauwe ruggengraat" behoren de wijkontsluitingswegen met groenaankleding (en water) daar dwars op. De "groen-blauwe ruggengraat" valt eveneens samen met drie netwerken voor de natuur: waternatuur, bermnatuur en bosnatuur. De netwerken verbinden de groen-blauwe ruggengraat met de landschappelijke contramal. Naast de hoofdgroenstructuur geeft het groenstructuurplan ook de gewenste groene sferen in de wijken. Voor dit bestemmingsplan zijn de Oude woonwijken, Woonwijk met hoog- en laagbouw en Dienstenwijk van belang.
De wegen worden door veel beplanting begeleid en/of begrensd. Er is echter geen heldere groenstructuur gekoppeld aan de hiërarchie van wegen. De Persant Snoepweg heeft een summiere groene begeleiding van grasbermen. De rest van het groene beeld langs deze weg wordt bepaald door het water en het groen van de aangrenzende woonwijken.
In de Kerkwijk is het groen vrij formeel aangelegd. Het water in de wijk ligt langs de belangrijkste wegen, terwijl het groen in verspreide groenvlakken is neergelegd. De groenvakken omvatten gazon (met bomen), heesters en bomen in (kleine) plantvakken langs de wegen.
In het Elisabethhof is weinig openbaar groen aanwezig. De groene aankleding is meestal particulier. Het openbaar groen bestaat vooral uit schermbeplanting van heesters, grasveld en bomen. De begraafplaats vormt hierin een bijzonder element. De historische Hoogmadeseweg met de bebouwing van de boerderij heeft een landelijke groene uitstraling.
De A4 vormt een barrière tussen de groene gebieden in Leiderdorp (Houtkamp en Bloemerd) en de Munnikenpolder en de Does. De verdiepte aanleg met een aquaduct ter hoogte van de Oude Rijn van de A4 biedt kansen voor aansluiting (visueel en functioneel) van groen en natuur an weerszijden van de snelweg. Inmiddels is de Willem-Alexanderlaan (parallel aan de A4) met laanboombeplanting gerealiseerd.
Afbeelding 26: Hoofdgroenstructuurplan
Gemeentelijke ecologische hoofdstructuur (GEHS-2008)
In deze nota worden de in het Groenstructuurplan (2005) aangegeven kansen voor ecologische verbindingen nader geconcretiseerd. De kansen liggen vooral langs water, bermen en stroken bosplantsoen. Dit zijn de drie netwerken voor natuur. Als gevolg van de toenemende druk op de ruimte komen de grote groenvlakken zoals Park De Houtkamp en in mindere mate De Bloemerd op zich zelf te staan en raken geïsoleerd van de grotere groenverbanden. Hierdoor kan er geen kruisbestuiving meer plaatsvinden tussen planten en dieren vanuit deze parken en de veenweidepolders.
Mede door de verbreding en verdieping van de A4 en de duurzame invulling van de groenflanken ontstaan er kansen om de verbindingen naar de polders te verbeteren of te herstellen. De nota noemt onder andere de mogelijkheden die de overkluizing van de A4 ter plaatse van de verbinding Ericalaan / Mauritssingel en de bypass via de groene geluidswal tussen de A4 en de parallelweg. Deze bypass is een compensatie voor de opgeheven verbinding over het Boomgaardlaantje in de route begraafplaats / Munnikenpolder / Polder Achthoven. Voorts meldt de nota de fietsverbinding vanaf de Persant Snoepweg over de A4 richting de Munnikenpolder langs de Dwarswatering als potentie.
W4 Leiderdorp Groen voor Bomen (2005)
Als gevolg van de verbreding van rijksweg A4 en de herinrichting van de omliggende W4-gebieden zal een groot gedeelte van het huidige groen in het plangebied verdwijnen. In dit groencompensatieplan wordt het groen dat zal verdwijnen en het groen dat nieuw gepland is met elkaar vergeleken, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Dit maakt inzichtelijk om welke groentypen en tekorten het gaat, maar het maakt ook duidelijk wat de kwaliteitsimpuls is die met het nieuwe groen wordt beoogd, met een hogere beeldkwaliteit, gebruiks- en natuurwaarde. Zo wordt de toegankelijkheid en het gebruik van de Munnikenpolder en Groene Scheg verbeterd door de realisatie van natte natuur en blauwe dooradering van het nieuwe woongebied 't Heerlijk Recht. Voor een evenwichtige compensatie van het groentype bos en bosplantsoen is aanbevolen elders in Leiderdorp en/of directe omgeving extra ruimte te zoeken, aangezien het plangebied hier geen ruimte voor biedt. Het gaat daarbij om een vereiste ruimte van minimaal 0,5 ha voor een eenheid bos en singels van minimaal 15 m breedte. Voor het plangebied zelf is het advies meer laanbomen te planten waar de ruimte dit toelaat. Daarnaast zorgt aanplant van hagen op scheidingen van privé-tuinen (in plaats van harde afscheidingen) voor een versterking van de groenstructuur in de wijken. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet waar mogelijk in de beoogde compensatie en kwaliteitsverbetering van het groen in het W4-gebied. Dit komt tot uiting in de omschrijving van de bestemmingen van ondermeer Groen, Verkeer, Recreatie en Natuur.
Duurzaamheidagenda 2011-2014
Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Leiderdorp is vastgelegd in de Duurzaamheidagenda “Samenwerken en Verbinden”. Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden-)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing.
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Leiderdorp vindt het duurzaam ontwikkelen van het stedelijke gebied belangrijk. De gemeente Leiderdorp streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en de menselijke gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen.
Duurzame stedenbouw
Duurzame stedenbouw is vooral het inspelen op de kansen van de nieuwe bouwlocatie. Juist door in een vroegtijdig stadium aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie kan er voor gezorgd worden dat een aantrekkelijke woon- en voorzieningenomgeving ontstaat. De gemeente Leiderdorp hanteert hiertoe het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). In het RBDS staat het beleid van de gemeente Leiderdorp voor duurzame stedenbouw. Dit instrument wordt toegepast bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen voor gebieden > 1 ha en koppelt de projectfasering aan een communicatietraject en inhoudelijke duurzaamheidambities. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als 'People, Planet, Profit' (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities geformuleerd zijn. In een ambitietabel zijn deze ambities overzichtelijk weergegeven. Door alle ambities integraal af te wegen wordt het mogelijk de balans tussen PPP te optimaliseren. De geselecteerde ambities worden vertaald naar maatregelen en in het ontwerp geïntegreerd. Met deze aanpak wordt duurzaamheid in het plan geborgd. Een ambitietabel maakt deel uit van het RBDS en wordt toegepast afhankelijk van de schaal van de ontwikkeling.
DuBoPlus-Richtlijn
De gemeente Leiderdorp hanteert als uitgangspunt bij bouwprojecten (woningbouw = 10 woningen, utiliteitsbouw = 3000 m2 BVO en de grond-, weg- en waterbouw voor zowel nieuwbouw als renovatie) de Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 als duurzaam bouwen-maatlat. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPR-Gebouw1. Voor elk thema geeft het instrument een kwaliteitsoordeel op een schaal van 1 tot 10. Startwaarde hierbij is een 6,0 wat bij benadering het Nederlandse Bouwbesluit niveau (nieuwbouw) weergeeft (op basis van huidige regelgeving anno 2011). Een score van 7,0 is de regionale ambitie en een score van 8,0 de ambitie voor gemeentelijke gebouwen.
Voor de grond-, weg- en waterbouw geldt een maatregelenchecklist met vaste- (altijd doen) en keuzemaatregelen. Aan de hand van deze maatregelenchecklist wordt de projectambitie samengesteld, geconcretiseerd en getoetst.
Klimaatprogramma
In 2008 heeft de gemeente Leiderdorp in samenwerking met de Milieudienst het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek vastgesteld. Voor het Klimaatprogramma Holland Rijnland en Rijnstreek wordt de klimaatambitie van het kabinet als uitgangspunt genomen. In de CO2-kansenkaart is berekend, dat de kabinetsambitie een concrete CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor onze regio betekent.
Dit klimaatbeleid is breed opgezet en bestrijkt onder meer de volgende doelgroepen: 'Woningen'; 'Bedrijven'; 'Duurzame energieproductie'; 'Bouwers en projectontwikkelaars' en 'Mobiliteit'. Dit programma kent onder meer een relatie met ruimtelijke ordening, doordat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen of 5.000 m2 BVO bedrijfsgebouwen de kansen voor CO2-reductie in aanmerking genomen dienen te worden en vanaf 200 woningen of 20.000 m2 BVO bedrijfsgebouwen een energievisie2 ontwikkeld dient te worden. Doel hierbij is om te komen tot het reduceren van de CO2-uitstoot tot 100% (vanaf 2021 dient er alleen nog energieneutraal gebouwd te worden) en minimaal 5 % van het energieverbruik duurzame op te wekken (14% in 2020) afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.
Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r.-procedure nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) nodig. Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Lijst D
In het plangebied worden geen ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan behoort niet tot de gevallen zoals benoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. Wel is in het bestemmingsplan een uitwerkingsplicht opgenomen voor het mogelijk maken van woningen binnen het plangebied (Plantage). Woningen behoren tot de categorie stedelijk ontwikkelingsproject (Bijlage D, categorie 11.2 van het Besluit m.e.r). De omvang van dit project (maximaal 25 woningen) is veel kleiner dan de drempelwaarde (2000 woningen).
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. En is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. Het plan zorgt derhalve niet voor een inbreuk op kwetsbare gebieden.
Milieugevolgen
In het kader van het bestemmingsplan zijn de milieuaspecten voldoende afgewogen. Hieruit blijkt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten, daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling of plan-m.e.r. uit te voeren.
Structuurvisie detailhandel Leiderdorp (2011)
Deze structuurvisie is in zomer 2011 vastgesteld. Het betreft een actualisatie van de structuurvisie uit 2003 en geldt als bouwsteen om verder beleid vorm te geven. In algemene zin voldoet de detailhandelsstructuur in Leiderdorp. In de visie zijn scenario’s voor winkelcentrum de Oranjegalerij en bedrijventerrein de Baanderij opgenomen. Het college van B&W moet hier nog een keuze in maken, afhankelijk van nog nader uit te voeren onderzoek. Indien er geen volwaardige buurtsuper komt op de Oranjegalerij zou bij het zwembad mogelijk aan beperkte detailhandelsmogelijkheden gedacht kunnen worden.De ontwikkelingen in de nabije toekomst c.q. nader onderzoek zullen hierover meer duidelijkheid moeten geven. Het bestemmingsplan voorziet hier vooralsnog niet in (zie ook paragraaf 2.14).
Water
Voor wat betreft het Rijksbeleid ten aanzien van water, wordt verwezen naar de waterparagraaf 2.9van deze toelichting.
Welstandsnota Leiderdorp
De Welstandsnota vormt de basis voor de welstandsadvisering en -toetsing van bouwaanvragen op “redelijke eisen van welstand”. De Welstandsnota voor Leiderdorp heeft tot doel de identiteit en het imago van Leiderdorp te versterken door middel van bescherming van het karakter van de verschillende buurten en wijken en het identificeren van elementen die kenmerkend zijn voor dat karakter. Op 8 juli 2010 is de Welstandsnota 2010 in werking getreden.
Het grootste deel van het plangebied valt onder 'gewoon welstandsgebied'. Hier heeft de gemeente gekozen voor het handhaven van de basiskwaliteit, met daarbij voldoende vrijheid voor de burger. Het gebied tussen de Hoogmadeseweg en de Willem-Alexanderlaan is aangewezen als 'bijzonder welstandsgebied'. In de bijzondere gebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst bijvoorbeeld de centrale voorzieningen en het buitengebied.
De Persant Snoepweg, de Acacialaan, Ericalaan, Mauritssingel, de A4, de Dwarswatering en de Does zijn aangewezen als belevingsassen. Langs deze hoofdroutes is de wens om ontsierende bebouwing te voorkomen. De invloedssfeer is niet scherp begrensd, omdat deze mede afhankelijk is van de maat en plaats van de bebouwing. De Welstandscommissie moet bij de beoordeling van plannen de mate waarin de plannen zichtbaar zijn vanaf de route betrekken.
Er is een onderscheid in gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria.
In het plangebied van W4 zijn zeven gebiedsgerichte criteria te onderscheiden, te weten:
Het beleid is in de meeste van deze wijken gericht op beheer. Mogelijke uitbreidingen zullen goed in de omgeving gepast moeten worden. In de welstandsnota is per gebied een scala aan criteria aan de ligging, massa, architectonische uitwerking en materiaal- en kleurgebruik opgenomen. Het gaat te ver om deze hier per gebied puntsgewijs te noemen. Hiervoor wordt dan ook verwezen naar de Welstandsnota.
Het ontwikkelingsgerichte gebied aan de Willem-Alexanderlaan is hierin wel van belang. Dit gebied kan niet altijd worden beoordeeld aan de hand van de opgenomen welstandscriteria. De omgeving van de Willem-Alexanderlaan is een gebied met ontwikkelambitie, waarin ruimte wordt gezocht voor groen en wonen. Dragers van het gebied zijn de Willem-Alexanderlaan en Hoogmadeseweg, waarlangs nu onder meer het zwembad en de begraafplaats te vinden zijn en op den duur ook woningen kunnen worden gebouwd. In het gehele gebied is de gewenste architectuur verzorgd met een zorgvuldige overgang tussen openbaar en privé. Ook aan de Hoogmadeseweg is woningbouw voorzien (Plantage). De nieuwe invulling dient aan te sluiten op het Essenpark.
De welstandscommissie kan bij de advisering in het licht van de stedenbouwkundige visie op het gebied gebruik maken van de algemene welstandscriteria.
Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan (2011)
Het college van Leiderdorp heeft in 2011 beleidsregels vastgesteld voor zogenaamde beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan (voorheen: kruimelgevallen). Onder meer worden (stedenbouwkundige) voorwaarden gesteld aan uitbreidingen bij woningen en andere hoofdgebouwen, dakterrassen, dakkapellen, dakopbouwen etcetera. Het beleid maakt onderscheid in: uitbreidingen van gebouwen, kleine bouwwerken en gebruiksverandering van gebouwen.
Voor dit bestemmingsplan is van belang het geformuleerde beleid ten aanzien van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen bij woningen en andere gebouwen. Dit beleid is rechtstreeks overgenomen in dit bestemmingsplan. Ook het beleid ten aanzien van aan huis verbonden beroep en bedrijf en Bed & Breakfast is overgenomen in dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat een ieder ‘rechtstreeks’ de bouw- en gebruiksmogelijkheden kan benutten. Voor een gedetailleerde beschrijving van deze mogelijkheden zie hoofdstuk 5 Juridische planopzet.
Voor dakkapellen geldt dat het beleid zijn doorwerking vindt via de welstandsnota, voor het bestemmingsplan heeft het geen consequenties. Voor dakterrassen en dakopbouwen, geldt dat deze waar mogelijk bij recht zijn toegestaan.